Spaanse Burgeroorlog

17 juli 1936: Begin van de Spaanse Burgeroorlog

Op 17 juli 1936 plegen Nationalistische militairen van het Spaanse leger een staatsgreep, waarna het land in een burgeroorlog verzeild raakt. Linkse Republikeinen vechten tegen rechtse Nationalisten in een strijd die bijna 3 jaar zal duren. De Spaanse Burgeroorlog kan worden gezien als een opmaat naar de Tweede Wereldoorlog. Aan linkse Republikeinse zijde strijden meer dan 650 Nederlanders mee.

Eind jaren 20 en begin jaren 30 heerst in Spanje een dictatuur onder leiding van generaal Miguel Primo de Rivera, die wordt gesteund door koning Alfonso XIII. De kritiek op zijn beleid groeit, waardoor hij in 1931 gemeenteraadsverkiezingen moet toestaan. De linkse republikeinen winnen die verkiezingen. Zowel De Rivera als de koning ontvluchten het land, waarna de 1e Spaanse democratie, de zogenaamde 2e Spaanse republiek, wordt uitgeroepen en een republikeinse socialistische regering aan de macht komt. Het nieuwe regime is voor republikeinse socialistische politici en arbeiders een symbool voor modernisatie, democratie en sociale rechtvaardigheid. De nieuwe grondwet zorgt voor seculier onderwijs, regionale autonomie, vrouwenkiesrecht en godsdienstvrijheid. De regering wil de landbouw hervormen, kerk en staat scheiden en de politieke invloed van het leger afbouwen.

De nieuwe maatregelen van de republikeinse socialisten zorgt voor een verdere tweedeling van Spanje. De katholieke kerk is ontevreden over het verlies van macht en de grootgrondbezitters in het zuiden van Spanje verzetten zich tegen de onteigening van hun land. In november 1933 verkiest Spanje een rechtse coalitie als regering, die de hervormingen grotendeels terugdraait. Als in oktober 1934 de para fascistische CEDA-partij toetreedt tot de regering, roepen de socialisten op tot een staking. Generaal Fransisco Franco, de latere dictator van Spanje, drukt met extreem geweld de staking de kop in. Een coalitie van linkse republikeins partijen, Frente Popular (het Volksfront), geleid door Manuel Azaña, wint de verkiezingen in februari 1936. Zij willen verder gaan met de hervormingen die in 1931 zijn begonnen.

Na die verkiezingen vrezen rechtse politici en generaals voor de ‘bolsjewistische’ invloed van links en plannen in het geheim een opstand. Ze zijn bang dat het leger de bevoorrechte positie kwijtraakt en dat gebieden als Catalonië, Baskenland en Galicië een autonome status krijgen. Tevens zien zij de nieuwe regering als een gevaar voor het Spaanse katholicisme. Leden van de groeiende fascistische beweging De Falange raken op straat met linkse activisten in gevecht. Het politieke geweld escaleert en politiek en maatschappij raken meer en meer gepolariseerd. Op 13 juli vermoorden de Republikeinen de rechtse leider José Calvo Sotelo als antwoord op de moord op de linkse politieluitenant José Castillo die op 12 juli door 4 Falangisten wordt doodgeschoten. De moord op Sotelo is voor de rechtse generaals, onder leiding van brigade-generaal Emilio Mola, een excuus om op 17 juli 1936 een staatsgreep te plegen, waarna de Spaanse Burgeroorlog uitbreekt. Op die 17e juli komen Spaanse militaire garnizoenen in Marokko in opstand. Deze opstand verspreidt zich naar het vasteland en verdeelt Spanje in politiek, militair en geografisch in tweeën.

Buitenlandse inmenging in een binnenlands conflict

Ook al is de Spaanse Burgeroorlog een binnenlands conflict, toch spelen internationale machten een grote rol in het verloop en de uitkomst ervan. Beide kampen mogen vanwege de non-interventie-overeenkomst geen oorlogsmateriaal verkopen of kopen. Deze overeenkomst wordt tijdens de Burgeroorlog herhaaldelijk geschonden door nazi-Duitsland, Italië, de Sovjet-Unie en Mexico. De Republikeinen hebben moeite om aan wapens te komen, terwijl de Nationalisten veel wapens ontvangen van Duitsland en Italië. Dit is een belangrijke factor in de uiteindelijke winst van de Nationalisten. Want al aan het begin van de Burgeroorlog sturen Hitler en Mussolini vliegtuigen om 10.000 militairen van het Spaanse Afrikaanse leger van Marokko naar Spanje te vervoeren. De Duitse vliegtuigen worden gevlogen door militairen van het Legioen Condor oftewel het Duitse Vrijwilligersleger. Dit is een militaire eenheid bestaande uit elitetroepen van de Luftwaffe uit nazi-Duitsland, om de Nationalisten militair te ondersteunen tijdens de Spaanse Burgeroorlog. In deze oorlog proberen de Duitsers hun nieuwe wapens uit in echte gevechtssituaties. Zo doen het jachtvliegtuig de Messerschmitt Bf 109, de bommenwerper Heinkel HE 111 en de duikbommenwerper Junkers Ju 87 (de Stuka) hun 1e gevechtservaring op in Spanje. Deze vliegtuigen worden op grote schaal ingezet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Voor de Duitsers is de Spaanse Burgeroorlog een generale repetitie voor wat komen gaat.

Accepteer de cookies om dit element te weergeven.

Tijdens de Burgeroorlog vechten ook buitenlanders vrijwillig mee aan de zijde van de Republikeinen. Deze zogenaamde Internationale Brigades zijn georganiseerd door de Komintern, de overkoepelende organisatie van communistische partijen. Uiteindelijk vechten er meer dan 35.000 mee of worden onderdeel van de internationale medisch diensten. Velen van hen zijn ballingen uit de fascistische dictaturen in Europa. Frankrijk, Duitsland, Polen en Italië leveren de meeste leden, maar er zijn ook vrijwilligers uit Groot-Brittannië, Amerika, Canada en Nederland.

De opstand zorgt voor terreur aan beide zijden. In het gebied waar de Nationalisten de dienst uitmaken, worden socialisten en Republikeinen gevangen gezet of geëxecuteerd. Het leger keurt het geweld goed: zij zien het als noodzakelijk om Spanje te ‘zuiveren’. Aan de Republikeinse kant wordt terreur uitgeoefend op de voorstanders van de staatsgreep: van grootgrondbezitters, politieke kopstukken, industriëlen, officieren en priesters.

In november 1936 bereiken de Nationalisten de buitenwijken van Madrid. De Republikeinse regering vlucht naar Valencia. De Nationalisten hebben niet gerekend op de felle tegenstand van burgers en milities. Op 8 november begroeten de Madrilenen echter de 11e Internationale Brigade, die mede door de 1e levering van wapens uit de Sovjet-Unie een beslissende rol speelt in de verdediging van Madrid.

Op 7 februari 1937 veroveren Nationalisten en Italiaanse troepen de zuidelijke stad Málaga. Er worden Republikeinen opgepakt en geëxecuteerd. Vanwege dit succes besluiten generaal Franco en de Italiaanse fascistische dictator Mussolini een tweeledig offensief richting Madrid op te zetten. Italiaanse troepen moeten Guadalajara aanvallen. Zij worden ondersteund door Nationalisten die vanuit Jarama de plaats Alcacá de Henares moeten aanvallen. Vanwege fel verzet en slechte weersomstandigheden loopt het Italiaanse offensief vast. Mussolini is woedend als hij verneemt dat Italiaanse strijdkrachten verslagen zijn.

Accepteer de cookies om dit element te weergeven.

Guernica

Om de noordelijke provincies te veroveren, rukken de Nationalisten op naar de Baskische stad Bilbao. De 2 steden Durango en Guernica zijn onderdeel van de verdedigingslinie van Bilbao. Op 31 maart 1937 wordt Durango gebombardeerd, waarbij tussen de 170 en 200 doden vallen. Om ervoor te zorgen dat de Republikeinse troepen zich terugtrekken vanuit Guernica naar Bilbao, besluit de Duitse kolonel van het Condor Legioen Wolfram von Richthofen om de stad te bombarderen. Op 26 april wordt Guernica met de grond gelijk gemaakt. Er vallen honderden doden. De Spaanse kunstenaar Pablo Picasso maakt een indrukwekkend schilderij over het Bombardement op de Baskische stad Guernica en de vele slachtoffers als gevolg daarvan, getiteld Guernica.

Guernica

Op 19 juni 1937 valt Bilbao in handen van de Nationalisten. De Republikeinen proberen de druk te verlichten, die de Nationalisten uitoefenen op Madrid door een aanval te doen op de stad Brunete. Aanvankelijk verloopt de slag om Brunete voorspoedig voor de Republikeinen. Maar door het overwicht van de Nationalisten worden de Republikeinen teruggedrongen met tienduizenden doden als gevolg. De Nationalisten gaan verder richting het noorden en veroveren eind augustus Santander. De Republikeinen openen daarop een front in Aragon om uiteindelijk Zaragoza te veroveren. De Internationale Brigades weten wel Quinto en Belchite te veroveren, maar niet Zaragoza. In oktober 1937 zijn alle Baskische regio’s in handen van de Nationalisten, evenals Asturië.

In juni 1937 komt Emilio Mola om het leven als gevolg van een vliegtuigongeluk. Op 1 oktober 1936 wordt Franco uitgeroepen tot Generalísimo van de militaire troepen in de zone van de Nationalisten en hoofd van de Nationalistische staat. Na de overwinning van zijn troepen op 1 april 1939 regeert Franco als dictator in Spanje tot aan zijn dood in 1975.

Met een verrassingsaanval op Teruel in december 1937 veroveren de Republikeinen de stad. In februari 1938 is de stad weer in handen van de troepen van Franco. Als gevolg van de Nationalistische aanval op Aragon wordt het Republikeinse gebied in tweeën gedeeld, om het centrale front en Catalonië te scheiden. Na dit offensief willen de Republikeinen tevergeefs vrede sluiten met Franco, maar die eist een onvoorwaardelijke overgave. De Nationalisten rukken op richting Valencia, waar de regering van de Republikeinen zich bevindt. Zij worden tegengehouden door een stelsel van vestingwerken ter verdediging van Valencia. Republikeinen en militairen van de Internationale Brigade rukken op 24 juli op over de rivier de Ebro om de druk op Valencia te verminderen. Na aanvankelijke successen staakt de opmars van de Republikeinen op 26 november 1938.

De Nationalisten winnen de Burgeroorlog

Het verloop van de Burgeroorlog en de uitkomst is, zoals gezegd, mede bepaald door inmenging van andere mogendheden. Om geen oorlog te krijgen met Hitler, ondertekenen Frankrijk en Groot-Brittannië het Verdrag van München op 30 september 1938, waarin het lot van Tsjechoslowakije wordt beslist. Hitler mag het Tsjechische Sudetenland annexeren. Na het Verdrag keert de Sovjet-Unie zich af van de Burgeroorlog, mede vanwege de passieve houding van Groot-Brittannië en Frankrijk. Als gevolg van de afnemende hulp van de Sovjet-Unie aan de verliezende Republikeinen kunnen die de tekorten niet meer aanvullen. De Republikeinen krijgen geen hulp meer van andere democratieën. In de hoop dat Franco de Duitse en de Italiaanse troepen terugtrekt, trekt de Republikeinse premier Juan Negrin de Internationale Brigades terug. Deze wanhoopspoging tot internationale diplomatie blijft onbeantwoord.

In de winter van 1938 begint Franco met de aanval op Catalonië en in januari 1939 valt Barcelona in Nationalistische handen. In februari is heel Catalonië in handen van de Nationalisten en meer dan een half miljoen Republikeinse militairen, burgers en militairen van de Internationale Brigade steken de grens met Frankrijk over. Ze worden opgesloten in Franse gevangenenkampen, onder erbarmelijke omstandigheden. Velen sterven als gevolg van ziekte en honger.

Spaanse Burgeroorlog

Februari 1939, Republikeinen vluchten naar Frankrijk.

De commandant van het Republikeinse centrale leger, kolonel Casado, pleegt in maart 1939 een staatsgreep vanwege de onvrede met het gevoerde beleid van verzet van zijn regering. Hij denkt dat hij een vrede zonder represailles met Franco kan bewerkstelligen door de communisten uit de regering en de militaire leiding te verdrijven. Communisten die trouw zijn aan Negrin en de coupplegers raken vervolgens op 9 maart in gevecht in Madrid. Op 12 maart geven de communisten zich over. Bij onderhandelingen tussen Casado en Franco wordt afgesproken dat het Republikeinse leger zich op 25 maart zal overgeven. Franco geeft Republikeinen die willen vluchten een paar dagen de tijd om Spanje te verlaten. Franco beweert echter dat de Republikeinen zich niet aan de afspraken houden, zodat volgens hem alle afspraken vervallen, inclusief het recht op vertrek naar het buitenland. Op 27 maart vallen de Nationalisten Madrid binnen, 4 dagen later hebben ze heel Spanje in handen. Op 1 april 1939 is de burgeroorlog beslecht. Het dictatoriaal regime van Franco wordt internationaal erkend. Hij zal tot aan zijn dood in 1975 over Spanje heersen.

Spaanse Burgeroorlog

Tijdens de oorlog verliezen ongeveer 500.000 burgers en militairen het leven. Na de Burgeroorlog sterven nog duizenden mensen als gevolg van honger en ziekte. Tijdens het regime van Franco worden duizenden mannen die in het Republikeinse leger hebben gediend, geëxecuteerd.

Accepteer de cookies om dit element te weergeven.

Nederlandse Spanjestrijders

Tussen de 650 en 700 Nederlanders sluiten zich bij de Republikeinen aan. Zo’n 600 van hen hebben meegevochten in de Internationale Brigades, een aantal anderen bij een ander onderdeel van de Republikeinse troepen. 27 Nederlanders zijn naar Spanje afgereisd om als medisch personeel aan de slag te gaan. Ook Nederlandse journalisten, fotografen, filmers en schrijvers vertrekken naar Spanje. Schrijvers als Albert Helman (pseudoniem van Lou Lichtveld), Jef Last, Johan Brouwer en Anton Constandse schrijven boeken, brochures en artikelen over de Burgeroorlog. De Nederlandse filmer Joris Ivens reist naar Spanje om er de documentaire Spaanse Aarde te maken. Hij wil hiermee de steun aan de Republikeinen bevorderen. Ivens krijgt medewerking van de Amerikaanse acteur en filmmaker Orson Welles en de Amerikaanse schrijver en journalist Ernest Hemmingway.

De werving voor de Internationale Brigades in Nederland wordt vanaf november 1936 uitgevoerd door de CPN. Er zijn dan al enkele Nederlanders op eigen houtje naar Spanje vertrokken. Begin december vertrekken de 1e vrijwilligers in georganiseerd verband naar Spanje. De Nederlandse regering is hier niet op gesteld en waarschuwt de vrijwilligers dat ze bij terugkomst hun Nederlandse nationaliteit zullen verliezen. In juni 1937 wordt een Koninklijk Besluit uitgevaardigd “strekkende om het dienstnemen bij 1 der strijdende partijen in Spanje te beletten”. Hiermee kan de regering makkelijker wervingsactiviteiten actief bestrijden. In de zomer van 1937 keren de 1e vrijwilligers terug naar Nederland. Een aantal van hen is voorgespiegeld dat ze in Spanje zullen werken. Maar daar aangekomen worden ze gedwongen om deel uit te maken van de strijdkrachten.

Na een korte militaire training komen de meeste Nederlanders bij de Duitstalige 11e Brigade terecht. In augustus 1937 zijn er genoeg Nederlanders om een eigen brigade te vormen, de zogenaamde Compagnie De Zeven Provinciën onder leiding van ‘Hollander Piet’ Laros. De Amsterdamse taxichauffeur Theo Groenink dicht het compagnieslied. In oktober 1938 worden de Internationale Brigades op last van de Volkenbond ontbonden. Een groep van 105 achtergebleven Nederlanders reist dan naar huis. Op 5 december komen ze aan bij de Nederlandse grens en krijgen ze de instructie om geen politieke liederen te zingen.

Vrijwel alle Nederlanders die naar Spanje zijn afgereisd, verliezen hun staatsburgerschap. Dat geldt ook voor hun man of vrouw als ze zijn getrouwd. Het is moeilijk voor de stateloze Spanjestrijders om aan werk te komen of naar het buitenland af te reizen. En als de Duitsers in mei 1940 ons land bezetten, is het voor hen eenvoudig om een Spanjestrijder te identificeren als iemand met linkse sympathieën. Pas in de jaren 60 krijgen de Spanjestrijders te mogelijkheid om een verzoek tot naturalisatie in te dienen.

Ongeveer de helft van de Nederlanders die naar Spanje is afgereisd, sneuvelt. Velen raken gewond.

(Bron: Dr. Maria Thomas en Mike Lewis-Artsandculture.google.com, Spanjestrijders.nl, Isgeschiedenis.nl, Anderetijden.nl, Historiek.net, Trouw.nl, Spanje-blog.blogspot.com, Wikipedia)

Geef een reactie