Santiago de Compostela begrafenis

Vandaag kijk ik naar mijn begrafenis

Vorige maand schreef ik over mijn dagen in Wenen, waar ik vertoefde in verband met opnamen voor de Oostenrijkse TV film Brüder 3. In het kort; 3 broers lopen de beroemde camino (Spanje) in de hoop dat daardoor hun zieke zuster zal genezen. Langs de camino zit een zwerver uit Holland die om dezelfde reden de tocht aflegt. Ze raken in gesprek en nodigen zwerver Ari- dat ben ik- uit met hen mee te wandelen. Aangekomen in Santiago de Compostella sterft Ari. En niet in een bed maar in de Kathedraal!  Na Wenen maak ik opnieuw kennis met een beroemde stad waar ik anders wellicht niet was terecht gekomen.

Toeschouwer van mijn begrafenis

Dat sterven heeft nog heel wat voeten in de aarde. Van de kardinaal mag dat niet in de kathedraal, dat moet in een andere kerk. Ari mag wel gefilmd worden terwijl hij kijkt naar het grootste wijwatervat ter wereld, maar, zoals het script dat voorschrijft, tijdens het kijken sterven mag niet. Vandaag zit ik dus alleen maar te kijken. Nog nooit heb ik zolang in een kathedraal bewonderend om me heen zitten turen. Een dag later, in een minder imposante kerk, sterf ik niet kijkend naar dat immense wijwatervat, maar naar een man die met een vlag aan een stok voor het altaar heen en weer loopt. Eenmaal gestorven volgt er een dienst en dat mag weer wel in de kathedraal en zo zit ik in een luie stoel op het grote plein voor de kathedraal, naar de begrafenisauto- waar ik dus in lig- te turen, met niemand anders op het plein dan de 3 broers die langzaam, gepast bedroefd en plechtig achter de auto richting de weinig uitnodigende maar wel imponerende toegang tot de kathedraal wandelen.

Gewijde stilte

Wat zeg ik, dit is geen wandelen maar schrijden. De zon schijnt liefdevol op de vaak sombere kathedraal, de honderden toeschouwers worden op afstand gehouden en 3 Chinese nonnetjes die nietsvermoedend het plein diagonaal oversteken worden vriendelijk terug gestuurd. Van verre blaast de doedelzakspeler die dagelijks in de El Alcode Gelmirez poort staat de melancholieke klanken van zijn ingewikkeld instrument richting het plein. Ik heb alle tijd rond te kijken. Links van me het luxueuze Reyes Católicos Hotel, rechts het Rectorado de la Universidad. Weinigen zullen ooit het plein zo leeg en de kathedraal zo indrukwekkend kunnen bewonderen als ik vanaf mijn stoeltje. Zo’n grote opkomst, zo’n gewijde stilte, gereden worden naar een beroemde kathedraal met zo’n uitgebreide camera belangstelling…wie valt dat ten deel? Ari! Het is even middeleeuwen, na de opname stroomt het plein weer vol en zijn we in de 21e eeuw.

Santiago de Compostella

1 miljoen pelgrims bezoeken jaarlijks Santiago de Compostella. Ze hebben weken gelopen, elkaar groetend met “buen camino.” Eenmaal gearriveerd kopen ze een soort herdersstok, die ze hun verdere leven zullen koesteren. Vermomd als zwerver heb ik tussen hen gelopen door de nauwe straatjes, alleen was mijn rugzak minder zwaar en moest ik wel 10 keer door hetzelfde straatje lopen. Alle tijd om de schoonheid van de dorpjes en van Santiago de Compostella in me op te nemen. Wie wil begrijpen van waaruit Europa eens begonnen is zal in de straatjes en op de pleinen het antwoord vinden. Zozeer ging ik geloven in mijn rol dat ik één werd met al die duizenden noeste doorzetters die vermoeid en opgelucht vanaf de laatste heuvel het stadje in de diepte zien liggen. Wat een voldoening na zoveel afzien.

Het trieste is dat mijn verhaal, het verhaal van Ari, soms werkelijkheid wordt. “Er zijn pelgrims die aan het eind van hun tocht hier sterven,” is mij in menig café verteld. En die konden niet naar hun eigen begrafenis kijken…

Geef een reactie