Aruba

Maxime op Reis: Aruba

Onder de noemer ‘Maxime op reis’ leest u regelmatig verhalen over de eigen reiservaringen van de redactie van MAX Vandaag. Deze keer steken we de oceaan over en bezoeken Aruba in de Caribische Zee. 

‘Nutteloze eilanden’

‘Islas Inútiles’ werden ze genoemd; Aruba, Bonaire en Curaçao. ‘Nutteloze eilanden’, vond althans een Spaanse ontdekkingsreiziger aan het einde van de 15e eeuw. Ranger Gregory Vis van Arikok National Park vertelt ons iets meer over de verre geschiedenis van dit stukje Nederlands Koninkrijk overzee. “Het landschap was vooral ruig. De Spanjaarden vonden niets waar ze iets aan konden verdienen. Dat de Nederlanders er de scepter gingen zwaaien was in hun ogen daarom geen groot verlies. Een kleine misvatting, zo blijkt later…” We wandelen in alle vroegte langs metershoge cadushi-cactussen over smalle, stoffige paden in het ruige natuurpark. Vogels fluiten en de zon strooit haar 1e zonnestralen over de heuvels. 

Cadushi cactussen op Aruba

Historische resten herinneren aan vervlogen tijden

Gregory wijst ons op rotstekeningen van indianen, die hier 3.000 jaar geleden vanuit Venezuela komen, dat hier op 27 kilometer vandaan ligt. Maar die tekeningen zijn niet waar die misvatting destijds om draait. “In 1824 schopte een herdersjongen per ongeluk tegen een glimmend stuk steen, dat daarop zijn aandacht trok”, vervolgt Gregory. “Het bleek een goudklomp te zijn. Zijn vader verkocht het, zocht verder en zag er handel in. Het verhaal deed snel de ronde. Vissers, landbouwers, zelfs matrozen van schepen die Aruba aandeden, iedereen stortte zich op de rotsachtige grond bij de Noordkust. Goudkoorts op Aruba. Ook hier in Arikok.” Historische resten van de goudmijnen op de heuvel van Miralamar, de verlaten Bushiribane goudsmelterij aan de noordkust, en de resten van de Balashi goudsmelterij bij de Spaanse Lagoen herinneren aan die tijd.

Talloze vogelsoorten en ratelslangen

We vervolgen onze wandeling, dankbaar als we zijn met onze hoofddeksels. De zon schijnt steeds feller. We zien kolibries met hun vliegensvlugge vleugeltjes hangend bij een bloem om nectar op te zuigen, oranje trupials en suikerdiefjes. Het is slechts een fractie van alle vogelsoorten op het eiland. Bij de meest recente telling van april 2023, zijn er 280 vogelsoorten geregistreerd. Ook de brutale Cododo duikt af en toe op, een felblauwe hagedis met stippen.

Ratelslangen komen we deze wandeling niet tegen, maar ze worden wel beschermd in Arikok. Daarom zijn auto’s aan de zuidkant van het park verboden, om te voorkomen dat ze bij zonsopgang en zonsondergang, als ze actief zijn, worden overreden. Voetgangers daarentegen mogen met een toegangskaartje altijd het park in.

Zee op Aruba

We zijn nog op tijd om nog een stuk van het park per auto te bezoeken, zodat we ook de ruige noordkust bij Dos Playa kunnen zien, waar het water tegen de rotsen beukt. En verderop blijken de enorme grotkamers van de Guadirikiri Cave een bezoek meer dan waard. Eeuwenoude rotstekeningen als stille getuigen van de Amerindianen die ooit in deze grotkamers vertoeven, wonderlijk verlicht door bundels zonnestralen door kleine openingen in het kalksteen. 

Parelwitte stranden

Naast Nationaal Park Arikok zijn de parelwitte stranden natuurlijk hét visitekaartje van Aruba. ‘One Happy Island’ aan de turquoise zee is hier op haar best. Hele families vertoeven hier in de weekenden onder de watapana’s en fofoti’s, bomen die de nodige schaduw bieden. Ze barbecueën, toveren drank en fruit uit hun meegebrachte koelboxen en kletsen met elkaar. Is het niet vanuit hun luie strandstoel, dan wel staand in het warme zeewater. Bij Tres Trapi is snorkelen een waar paradijs. Alle kleuren vissen zwemmen om u heen en wij hebben er zelfs schildpadden gespot.  

Stranden Tres Trapi, Aruba

Eagle Beach, Baby Beach en Rodgers Beach komen rechtstreeks uit een tropische folder; idyllisch, rustig, wat houten vissersbootjes en hier en daar een ‘palapa’, een parasol met palmbladeren. Palm Beach daarentegen is druk. Hier liggen de meeste toeristen op strandbedden tussen hoge palmbomen, langs een boulevard vol clubs, restaurants en Amerikaanse ‘high rise’ hotels. Naast grote resorts zijn er ook steeds meer kleinschaligere boetiekhotels en vakantiehuizen. Wij genieten van een heerlijk huis in een rustige, authentieke Arubaanse buurt en hebben er zelfs een privé zwembad bij. 

Appartement met zwembad, Aruba

Mangrovebos

Voor we ons daarin onderdompelen stappen we eerst bij Santo Largo in een kajak met glazen bodem voor een tour door het grootste mangrovebos. De snorkels gaan mee, net als onze 2 Arubaanse begeleiders Zenon Croes en Lee Zueyek. Het 1e stuk op zee is hard werken. Golven slaan in onze kajak, we moeten flink ploeteren, maar dat maakt het er niet minder avontuurlijk op.

Als we in de buurt van de mangroves bij Mangel Halto aankomen, stappen we eerst even het ondiepe water in, want Lee ziet iets. Hij haalt een zee-egel uit het water en wijst op kwallen die eruitzien als broccoli, voer voor schildpadden. Hij plukt een groen takje uit het water en legt uit hoe de mangrove zichzelf voortplant. “Dit topje met knop wordt zwaar, valt in het water en groeit verder. Slechts 3 centimeter per jaar omdat het water brak is. Orkanen komen niet vaak voor op Aruba, maar als er echt hoge golven zijn, breken ze eerst in de mangrove. Deze mangroves zijn onze buffers, onze natuurlijke bescherming tegen erosie.”

Zee egel

We peddelen verder naar een ingang in het dichte mangrovebos. Zenon blijft bij de kajaks, wij rennen met onze snorkels in de hand door de dichte struiken vol wortels, waar de muggen zich direct massaal op ons storten. Zo snel als we kunnen hollen we door het mangrovebos en duiken de zee in, bevrijd van de muggen en gelijk omringd door kleurrijke vissen. Wat een rust… We laten ons meevoeren op de stroming, terwijl we genieten van het schouwspel onder water.

Kajakken in mangrovebos, Aruba

Ooit een ‘no-go’

De volgende dag is het tijd voor cultuur. Naast het ‘district’ Oranjestad (ze noemen het geen steden) is er district San Nicolas, ten zuidoosten van het eiland. Hier stond de op 2 na grootste olieraffinaderij ter wereld, geopend in 1924. Er werkten zo’n 3.000 man. “En die hadden naast hun werk behoefte aan meer; drank, drugs en vrouwen”, vertelt Tito terwijl we over straat lopen. Hij is initiatiefnemer van Aruba Art Fair. “In 2012 sloot de fabriek. Maar San Nicolas was nog steeds een no-go-area, met een rosse buurt, veel drugsdealers en dronken mannen. Dat moest anders.”  

Aruba kunst

Als kunstliefhebber haalt hij graffiti-spuiters naar de buurt, om de vervallen huizen kleur te geven. “Kunst verbindt en is voor iedereen. En zie hier: inmiddels hebben we een bioscoop, een golfbaan in de buurt en komen er sinds 2016 kunstenaars vanuit de hele wereld hier naartoe om de Aruba Art Fair te vieren.” Elk jaar is het feest in de 1e volle week van september, met kunst, muziek, dans, poëzie en lekker eten.  

Aloë Vera, nummer 1 exportproduct

Vanuit San Nicolas rijden we richting de Aloë Vera fabriek, om te leren hoe de helende wonderplant Aruba’s nummer 1 exportproduct is geworden. Onderweg naar de Hato plantage zien we veel gekleurde koenoekoe-huizen en geiten tussen de dorre struiken, opvallend veel Chinese supermarkten langs de weg en kinderdagverblijven met Nederlandse namen als ‘De kleine ontdekker’. In de verte de kenmerkende Hooiberg, waar Arubanen en toeristen ‘s morgens hun work-out doen door de 650 traptreden op en af te rennen.  

Aloë Vera velden

De autorit van zuid naar noord duurt ongeveer een half uur en dan arriveren we bij de Aloë Vera-fabriek. Een paar mannen zijn op de plantage aan het werk, tussen rijen Aloë-planten. Aan een werkbank onder een parasol laat iemand zien hoe uit een blad het helende sap wordt gesneden. “Eerst gebruikten we alleen het gele sap uit de punt van het blad. We kookten het tot het stolde en zwart werd, zodat we het konden verschepen naar Europa. Daar werd het door farmaceutische bedrijven als medicijn verkocht. Later ontdekten we dat het slijm uit de plant helend was bij brandwonden, pijn en eczeem. En we eten het als fruit, heel gezond.”  

Binnen krijgen we een kijkje in de fabriek. Vanaf een hogere balustrade kijken we door glazen wanden, waar achter mensen in witte jassen en haarkapjes op, de plant verwerken tot wat verderop in de winkel te koop ligt. In 1840 is de plant op Aruba geïntroduceerd en nu is het hun belangrijkste exportproduct. Precies wat we nodig hebben na een week Antilliaanse zon op onze verbrande huid; een verkoelende Aloë Vera crème. En dan terug naar het Hollandse weer.  

Onder de noemer Maxime op reis leest u regelmatig verhalen over de eigen reiservaringen van de redactie van MAX Vandaag. Klik hier voor een compleet overzicht en meer reisverhalen.

(Foto’s: Redactie MAX Vandaag)

Geef een reactie