Duur 03:40
Gepubliceerd op 4 april 2016

Deel 9: De laatste groten

1900-1975

Na de dood van Verdi en Puccini raakt de Italiaanse opera langzaam in verval. Uiteraard worden er nog opera’s geschreven in Italië, maar internationaal komen de grote namen uit andere landen. De Duitse opera bloeit, dankzij Richard Strauss. Zijn eerste grote succes is Salomé, over de bijbelse schone die wel voor Herodes wil dansen, maar daarvoor in ruil het hoofd van Johannes de Doper eist.

Strauss

De dans van de zeven sluiers is zo erotisch geladen en de muziek van Strauss zo vol vreemde harmonische wendingen, dat Salomé uitgroeit tot én een kaskraker én een schandaal. Strauss is getrouwd met een sopraan. En niemand, zeggen veel zangeressen, componeert zo mooi voor een vrouwenstem als Strauss. Het hoogtepunt daarvan is zijn opera Der Rosenkavalier.

Benjamin Britten

Aan de andere kant van Het Kanaal, in Engeland, wordt ook een grote operacomponist geboren: Benjamin Britten. Na Richard Strauss en Giacomo Puccini is hij de meest uitgevoerde twintigste-eeuwse operacomponist. Zijn opera’s gaan meestal over eenlingen, die zich staande proberen te houden in een vijandige omgeving. Zoals de visser Peter Grimes. Er zitten in Brittens opera’s eigenlijk geen liedjes meer. De muziek loopt door en dat geldt ook voor de zang.

Luistertips:

In de Rosenkavalier is mooi te horen hoe sensueel de muziek van Strauss is. Britten had een fascinatie voor de zee. Behalve Peter Grimes over een visser, schreef hij Billy Budd over een matroos.

In deel 10 heeft Edwin het over de Nederlandse Opera. Klik hier als u terug wilt naar het overzicht van de cursus.

Geef een reactie

Bekijk ook

Meer