MAX Minicollege

Begrippenlijst MAX Minicollege

In MAX Minicollege woorden termen gebruikt die niet voor iedereen begrijpelijk zijn. Op deze pagina een verklaring van de woorden per aflevering. 

Aflevering 1:

  • Frontaal: voorzijde van de hersenen
  • Insula: ‘eiland’, ligt onder de slaapkwab (temporale lob)
  • Grijze stof: de hersengebieden
  • Witte stof: de verbindingen tussen de hersengebieden
  • Witte stof functie: overbrengen van signaaltjes van ene gebied naar het andere gebied
  • Prefrontaal: meest vooraan gelegen herengedeeltes
  • FA (fractionele anisotropie): hoger de FA, hoe beter de kwaliteit van de witte stof, hoe sneller het signaaltje erover heen gaat
  • White matter: witte stof
  • Leeftijdseffect: leeftijd heeft invloed op de kwaliteit van de witte stof (hoe ouder men wordt, hoe minder de kwaliteit van de witte stof kan worden)
  • Hersencoupe: klein stukje hersenweefsel
  • Lacune: kleine holte, klein gaatje
  • Lacunaire infarcten: kleine gaatjes in de witte stof die ontstaan door kleine infarcten
  • Vasculaire dementie: dementie op basis van stoornissen aan de bloedvaten in de hersenen
  • Visuele schors: ligt aan de achterkant van de hersenen
  • Hippocampus: ligt aan de binnenzijde van de slaapkwab (temporale lob) en speelt een belangrijke rol bij het geheugen
  • Degeneratie: het achteruit gaan van hersenweefsel

Aflevering 2

  • Aroused: komt van het Engelse arousal = opwinding
  • Schors: oppervlakkige laag van de hersenen, dat zich zowel aan de buitenkant als aan de binnenkant van de hersenen bevindt
  • (nor)Adrenaline: één van de neurotransmitters
  • Neurotransmitter: chemische stof die ervoor zorgt dat signaaltjes van het ene hersengebied naar het andere gebied kunnen gaan
  • Pariëtale lob: ligt tussen de frontale lob en de occipitale lob (visuele schors)
  • Multiple sclerosis: ook wel bekend als ‘MS’; aandoening van het centraal zenuwstelsel
  • Thalamus: gebied dat middenin in de hersenen ligt en via welke iedere zintuiglijke prikkel (wat uit het lichaam komt qua gevoel, wat je hoort en ziet) wordt voortgeleid, behalve de reuk
  • Prefrontaal: meest vooraan gelegen deel van de hersenen
  • FA: Fractionele anisotropie: hoe lager de waarde, hoe zwakker de verbinding
  • Scaffolding: ondersteunend netwerk van de hersenen
  • Empathie: invoelend vermogen
  • Pariëtale lob: belangrijk voor ruimtelijke informatieverwerking; precies deze functie speelt een belangrijke rol bij het maken van kunst
  • Fronto-pariëtale circuit: samenwerking tussen frontaal en pariëtaal

Aflevering 3

  • Auditieve schors: slaapkwab/temporale lob; hier komen de klanken uiteindelijk binnen
  • Leeftijdseffect: hoe ouder men wordt, hoe meer leeftijd van invloed is op de prestatie
  • Visuele banen: baansystemen die van vóór (ogen) naar achter (visuele schors), door de hersenen heen lopen en dus bepalend zijn voor het ‘zien’
  • Drempel: hoe hoger de drempel, hoe moeilijker het wordt om iets waar te nemen (proeven, ruiken, voelen etc.)
  • Hippocampus: een gebied dat ligt aan de binnenzijde van de slaapkwab (temporale lob) en een essentiële rol speelt bij geheugen
  • Amygdala (amandelkern): een gebied dat dicht tegen de hippocampus aan ligt, dus ook aan de binnenzijde van de slaapkwab; belangrijk bij emotioneel geheugen
  • Insula: betekent eiland. Ligt meer aan de buitenzijde, maar wel een stukje onder de slaapkwab/temporale lob. Speelt o.a. een rol bij smaak (ook bij emoties zoals pijn)
  • Two-point discrimination: als men iemand aanraakt met 2 vingers, tegelijkertijd, maar wel met een bepaalde afstand tussen de vingers, dan voelt men ook echt 2 vingers. Naarmate de afstand tussen de vingers kleiner wordt, wordt het steeds moeilijker om nog te voelen of het 2 vingers zijn of slechts één vinger
  • Foetale houding: in een eindstadium van de ziekte van Alzheimer kan de patiënt soms weer in een foetus houding liggen; men gaat als het ware weer terug naar het begin van het leven

Aflevering 4

  • Cognitieve functies: intellectuele functies zoals geheugen, taal, rekenen, ruimtelijke informatieverwerking en nog veel meer
  • Subcorticaal: onder de cortex = schors, dus onder de schors. De schors (cortex) is de buitenste laag van de hersenen
  • White matter/ witte stof: de verbindingen/baansystemen tussen de verschillende hersengebieden. De witte kleur komt van de myeline die om de zenuwbanen heen zit. Myeline is een vettige stof die ervoor zorgt dat het signaal snel van het ene hersengebied doorgestuurd kan worden naar het andere hersengebied.
  • Cortex: hersenschors, de buitenste laag die ook deels aan de binnenzijde van de hersenen zit.
  • Subcortex: Onder (sub) de schors.
  • Arousal: staat voor ‘opwinding’, alertheid. De gebieden die zorgen voor arousal liggen voor een belangrijk deel ‘subcorticaal’, in de hersenstam namelijk.
  • Neurotransmitter: chemische stof die zorgt dat het signaal van de ene zenuwbaan overgebracht kan worden naar een andere zenuwbaan
  • Thalamus: ligt centraal, middenin de hersenen, subcorticaal. Speelt ook een grote rol bij cognitieve functies zoals geheugen, planning e.d. maar verwerkt ook alle prikkels vanuit uw    lichaam, behalve de reuk.
  • Dopamine: één van de neurotransmitters; de bron van dopamine ligt in de hersenstam (subcorticaal dus)
  • Apathie: inactief, terug getrokken, niet alert

Aflevering 5

  • Frontaal: voorzijde van de hersenen
  • Witte stof: baansystemen, verbindingen
  • Zintuiglijke informatie: horen, zien, voelen
  • Input: Alle zintuiglijke informatie (behalve reuk) komt aan de achterzijde van de hersenen binnen (zie de slide met destreep middendoor de hersenen)
  • Output:productie van taal, aan de voorzijde van de hersenen, maar ook vanuit de temporale lob (slaapkwab)
  • Slaapkwab (temporale lob):analyse van spraakklanken
  • Monitoring: checken of er wel/geen fouten gemaakt worden
  • Abstract denken: het woord ‘kat’ valt onder een grotere groep: katachtigen zoals tijger en leeuw
  • Wernicke:een gebied dat ligt aan de bovenzijde van de slaapkwab (temporale lob); er is ook een afasie (taalstoornis)vernoemd naar dit gebied: afasie van Wernicke
  • Broca: ligt in de frontale lob. Er is ook een afasie vernoemd naar dit gebied: de afasie van Broca
  • Auditieve schors: hersenschors (cortex) waar de klanken binnenkomen
  • Gyrus angularis: ligt aan de onderkant van de pariëtale lob, omzetten van woordbeeld in klankbeeld
  • Voorzijde slaapkwab: betekenis van taal
  • Empty speech:‘lege’ spraak, de inhoud van wat men zegt komt niet meer overeen met wat men wil zeggen

Aflevering 6

  • Hogere cognitieve functies: o.a. rekenen, taal, redeneren, plannen, geheugen, ruimtelijke informatie verwerking
  • Cortex: hersenschors
  • Subcortex: onder de hersenschors
  • Neurotransmitters:chemische stof die zorgt voor het overbrengen van signalen van het ene hersengebied naar het andere hersengebied
  • Frontale lob: heeft als ‘hoofd’ functie: remming. Het activeren/stimuleren van de frontale lob, leidt dus tot remming (remming is ook het filteren van informatie zodat overbodige informatie wordt weg gefilterd; op die manier kan iemand aandacht aan iets geven
  • Geagiteerd: onrustig, opgewonden
  • Hersenstam: deel van de hersenen waar hartfunctie, bloeddruk en ademhaling wordt geregeld
  • Cognitie: intellectuele functies (zie ook: hogere hersenfuncties)
  • Prefrontale cortex: meest vooraan gelegen gedeelte van de hersenen
  • Amygdala: amandelkern, zeer gevoelig voor angst prefrontale cortex remt op de amandelkern waardoor iemand minder angst en minder negatieve emoties kan ervaren
  • Hypothalamus: subcorticaal (onder de schors) gelegen gebied dat aan het begin staat van de stress-as
  • Pariëtale lob: ligt net achter de frontale lob. Deze lob organiseert alle binnenkomende zintuiglijke informatie (voelen, zien,horen). Bij beschadiging, vindt er geen goede regulatie meer plaats en kan men verward raken, onrustig worden
  • Apathie: niet goed reageren op prikkels van buitenaf; in zichzelf gekeerd

Aflevering 7

  • Delier: verwardheid
  • Terminale fase: eindfase van de ziekte
  • Bewegingsapparaat: spieren, gewrichten (botten), kapsels, banden e.d.
  • Infectie centraal zenuwstelsel: ontsteking van het centraal zenuwstelsel
  • Deficiëntie: tekort aan
  • Hallucinatie: iets voelen, ruiken, zien wat er feitelijk niet is
  • Hippocampus: structuur dat gelegen is aan de binnenzijde van de slaapkwab (temporale lob), belangrijk voor geheugen
  • Ziekte van Alzheimer: meest voorkomende vorm van dementie
  • Thalamus: structuur dat diep gelegen is in de hersenen (subcorticaal, dus onder de schors (cortex)). Ontvangt alle informatie vanuit het lichaam (behalve de reuk) en organiseert al            deze binnenkomende informatie. Dus bij een stoornis van de thalamus ontstaat er een stoornis in de organisatie van al die binnenkomende informatie: men raakt letterlijk ‘in de war’.
  • Kleine hersenen (cerebellum): ook dit deel van de hersenen helpt mee bij het coördineren van binnenkomende zintuigelijke informatie; dus, in die zin, een vergelijkbare functie als die van de thalamus. De kleine hersenen organiseren motoriek, emotie en cognitie (intellectuele functies)
  • Pariëtale lob: Geldt hetzelfde voor als voor de thalamus en de kleine hersenen; coördinatie van zintuiglijke informatie. Gaat de coördinatie niet goed, dan raakt men verward.
  • Visuele schors: als de visuele schors niet goed functioneert, ontstaat er een verhoogde kans op visuele hallucinaties

Aflevering 8

  • Frontaal: deel van de hersenen dat aan de voorzijde ligt.
  • Filteren: het werkgeheugen, waarmee men kan onthouden, heeft een beperkte capaciteit qua opslag. Met andere woorden, als men veel informatie te verwerken krijgt, moet men irrelevante informatie ‘uitfilteren’ zodat er een beperkte hoeveelheid informatie over blijft. Die beperkte informatie kan men dan wél opslaan in het geheugen.
  • Hippocampus: episodisch geheugen; ook ruimtelijk geheugen. Achteruitgang in deze structuur zoals bij de ziekte van Alzheimer, kan dus leiden tot ‘de weg kwijt raken’. Deze structuur heeft model van een zeepaardje. Belangrijk voor alles wat men leert; ook voor het onthouden van iets wat op een bepaald moment in het leven plaats vond e.d.
  • Amygdala: ook wel ‘amandelkern’ genoemd. Ligt heel dicht tegen de hippocampus aan. Beide gebieden dus gelegen aan de binnenzijde van de temporale lob. Amygdala is belangrijk voor emotioneel geheugen.
  • Autobiografisch geheugen: geheugen voor gebeurtenissen in het leven. Hersenstructuren die hierbij betrokken zijn: pariëtale lob, kleine hersenen (cerebellum). Een gebied dat hierbij ook een essentiële rol speelt is een gebied dat ligt op de overgang van drie lobben: pariëtaal, occipitaal en temporaal. Alles komt hier samen: wat iemand voelt vanuit zijn                                      lichaam (pariëtaal), wat iemand hoort en zich herinnert (temporaal), en wat iemand ziet (occipitaal).
  • Semantisch geheugen: geheugen voor door- en doorgeleerde informatie, betekenis van het geleerde, geleerd door het hele leven heen. Locatie: voorzijde van de slaapkwab (temporale lob)
  • Procedureel geheugen: ook wel ‘impliciet geheugen’ genoemd; ‘impliciet’ wil zeggen ‘onbewust’ leren, meer op de automatiek, in tegenstelling tot iets ‘bewust’ leren. Hersengebieden die hierbij betrokken zijn: de basale ganglia (subcorticaal, dus onder de cortex=schors) en de kleine hersenen (cerebellum). Bij de ziekte van Alzheimer is het impliciet geheugen vaak nog (relatief) intact.

Aflevering 9

  • Visuele schors: achterzijde van de hersenen (occipitale ob).
  • Herkenning van een voorwerp: hierbij moet men een beroep doen op het geheugen, want u heeft het al vele malen eerder gezien. Hierbij speelt de                                                                              slaapkwab (temporale lob) een grote rol. Overigens geldt dit allemaal ook voor de herkenning van gezichten.
  • Pariëtale lob: ruimtelijke waarneming, noodzakelijk om bijvoorbeeld de weg te kunnen vinden. Speelt ook een belangrijke rol bij ‘bewegingsprogramma’s’                                                                zoals iemand die weet hoe hij/zij moet wuiven.
  • Baan vanuit de visuele schors naar de slaapkwab: het ‘wat’ systeem.
  • Baan vanuit de visuele schors naar de pariëtale lob: het ‘waar’systeem.
  • Visuele schors: dus belangrijk voor herkennen van voorwerpen, woorden, en gezichten.
  • Gyrus fusiformis: gebied aan de onderzijde van de slaapkwab dat een belangrijke rol speelt bij gezichtsherkenning. Maar dit is niet het enige                                                                                      gebied. Kijkt u maar hierna>.
  • Voorzijde temporale lob: iemand’s persoonlijkheid (althans een bijdrage daaraan).
  • Auditieve schors: je herkent iemand ook aan de manier waarop iemand spreekt, klanken vormt (auditieve schors dus)
  • Gebied hóóg in de slaapkwab: veranderbare aspecten van een gezicht; bijv. iemand die boos kijkt of blij kijkt of fronst. Dit gebied heet de Superior Temporal                                                       Sulcus (STS).
  • Gebied láág in de pariëtale lob: aandacht richten op details in het gezicht
  • Apraxia: hiervan spreekt men indien er een stoornis is opgetreden in het functioneren van de pariëtale lob, en daarmee een stoornis in de beweegprogramma’s. Men kan nog wel bewegen maar men weet niet meer ‘hoe’.
  • Limb: ledemaat (arm of been)
  • ‘Blurring’: het ‘vervagen’ van iemands gezicht waardoor je iemand niet meer kan herkennen
  • Striate cortex: het meest ver naar achter gelegen gedeelte van de visuele schors heeft een ‘gestreept’ (striate) uiterlijk.

Aflevering 10

  • Frontaal: voorzijde van de hersenen.
  • SMA (1): supplementary motor area: supplementair motorisch gebied dat, onder andere, sterk betrokken is bij lachen. Er zijn overigens heel veel gebieden betrokken bij het lachen.
  • SMA (2): gebied dat bij de ziekte van Alzheimer nog relatief lang intact is.
  • Pathologie: ziekteproces.
  • Hypometabolisme: verlaagde stofwisseling ( is onderdeel van het ziekteproces van de ziekte van Alzheimer).
  • Amyloid burden: neerslag van eiwit plaques in de hersenen.
  • Bilateraal: aan beide kanten, ofwel: in beide hersenhelften.
  • DLPFC: dorsolaterale prefrontale cortex. Een gebied dat helemaal aan de voorkant van de hersenen gelegen is, meer aan de boven/voorzijde van de hersenen
  • Insula: ligt aan de zijkant van de hersenen, onder de slaapkwab (temporale lob). Dit gebied heeft ook hersenschors (cortex). Speelt een essentiële rol bij onder andere diepe emoties zoals intense vreugde maar ook intens verdriet, intense pijn e.d.
  • Decline: stond op één van de slides in een titel van een studie. Betekent: achteruitgang.
  • Exercise: door méér lichamelijke inspanning wordt de prefrontale cortex gestimuleerd hetgeen een remmend effect kan hebben op negatieve emoties zoals angst, depressie e.d.
  • Positive affect: Ook vermeld in ;één van de titels van de studies. Betekent: positieve emoties, zoals vreugde, blijdschap e.d.

 Extra toelichting bij deze aflevering van Erik Scherder:

Belangrijk is op te merken dat het positief ouder worden helaas niet voor iedereen geldt. Ouder worden kan ook gepaard gaan met ziekten, pijn en dus met lijden. Helaas zijn er ook mensen die al vóórdat zij oud(er) worden reeds zoveel lijden dat zij helemaal niet uitkijken naar oud(er) worden en al ontzettend veel zorgen achter de rug hebben en nog voor zich hebben. Het onderwerp van dit mini-college is ‘de positiviteit van ouder worden’ en bedoeld om ook eens, voor een aantal van ons die niet ziek zijn en lijden, de positieve kant van ouder worden te belichten.

Aflevering 11

  • (pre) frontaal: gebied aan de voorzijde van de hersenen; de verbindingen (witte stof) zijn pas klaar rond het 25/30ste levensjaar.
  • Pariëtaal: de lob die nét achter de frontale lob ligt; de verbindingen in dit deel van de hersenen zijn klaar rond de adolescentie.
  • Grijze stof: de hersengebieden.
  • Witte stof: de verbindingen.
  • ‘frontale’ functies: planning, structuur geven aan de dag, werkgeheugen, onder controle houden van je impulsen, aandacht en concentratie FA (slide) Fractionele anisotropie: een lage waarde staat voor een zwakkere verbinding. Een zwakkere verbinding betekent dat de signaaloverdracht van het ene hersengebied naar het andere hersengebied wat langzamer verloopt.
  • Angiogenesis: aanmaak van nieuwe bloedvaten.
  • Synaptogenesis: aanmaak van nieuwe synapsen: contacten tussen verbindingen in de hersenen.
  • Neurogenesis:aanmaak van nieuwe neuronen: zenuwcellen waardoor ook de complexiteit van de hersenen toeneemt.
  • Adults (slide): volwassenen.
  • The bussier the better (slide): hoe drukker je het hebt, hoe beter voor je hersenen (zolang je alles maar goed aan kunt!).
  • ‘Remmen’: remmen van irrelevante, niet belangrijke informatie, het uitfilteren van onbelangrijke informatie waardoor er alleen die informatie overblijft die je ook echt wilt onthouden. Juist die beperkte informatie kan goed worden opgeslagen.
  • Plasticity (slide): trainbaarheid van de hersenen.

Aflevering 12

  • Cognitieve reserve:hersenen worden complexer door dingen te doen die uitdagend zijn, nieuw zijn en moeite kosten om te doen. Er ontstaan sterkere contacten tussen verbindingen, er komen ook meer verbindingen bij.Zo bouwt iemand een reserve op die later, als men oud is, een aantal jaren beschermend kan werken tegen het ontstaan van ouderdomsziekten.
  • Benefits (slide): de winsten die voortkomen uit een actieve leefstijl.
  • Frontaal: hierin verhoogde activiteit bij het lopen in de natuur. Waarom? Omdat de natuur uitdaagt, iedere keer weer anders is, een ‘verrijking’ is. Functies o.a.: plannen, aandacht, concentratie, werkgeheugen, structuur geven aan de dag, impulscontrole.
  • Pariëtaal: deel van de hersenen dat nét achter de frontale lob ligt. Belangrijk voor ruimtelijke informatieverwerking. Ook betrokken bij empathie: invoelend vermogen.
  • Rumination (slide): Piekeren (gebied dat hierbij betrokken is: subgenual prefrontale cortex).
  • Hersenbalk: verbinding tussen beide hersenhelften (witte stof: baansystemen dus).
  • Environment (slide): Omgeving
  • ‘Aroused’: opgewonden raken als u bijvoorbeeld naar kunst kijkt en kunst maakt!
  • Pariëtale lob:actief maken van kunst doet een beroep op de ruimtelijke vermogens. De pariëtale lob speelt ene belangrijke rol bij ruimtelijke informatieverwerking.
  • Frontaal + pariëtaal: beide lobben betrokken bij het schaken. Schaken vraagt heel veel hersenfuncties zoals ruimtelijk inzicht (pariëtaal) en plannen/vooruit denken (frontaal).
    Dunnere hersenschors: kan ook een gunstig teken zijn, namelijk een teken van grotere deskundigheid, specialisatie, men kan met minder hersenschors een topprestatie leveren. Dit vond men bij dansers o.a.
  • ‘Leisure activities’ (slide): activiteiten in de vrije tijd.
  • Your brain at work: Neem ook voldoende pauzes, kijk eens uit het raam. Dan wordt uw ‘default mode’ netwerk actief; Een netwerk dat betrokken is bij creativiteit, probleem oplossend vermogen e.d.

Aflevering 13

  • Ruggenmerg: deel van het centraal zenuwstelsel dat in de wervelkolom loopt.
  • Hersenstam: bestaat uit vele hersengebieden die onder andere zorgen voor vitale functies zoals ademhaling, bloeddruk en hartregulatie.
  • Pijn: interessant is dat pijn leidt tot pijndemping/pijnstilling.
  • Thalamus: gebied, diep in de hersenen, dat alle zintuiglijke informatie vanuit het lichaam ontvangt (behalve de reuk). Ook pijnprikkels komen aan in de thalamus en worden daar verwerkt.
  • Pariëtale lob: speelt een rol bij het waarnemen van pijn, de aard van de pijn (stekend,dof,stomp) en de locatie van de pijn (knie, schouder e.d.).
  • Frontale lob: speelt een rol bij het lijden aan pijn.
  • Mediale pijnsysteem: dat deel van de hersenen + verbindingen dat betrokken is bij het lijden aan pijn. Projecteert op de frontale lob.
  • Laterale pijnsysteem: dat deel van de hersenen + verbindingen dat betrokken is bij de aard van de pijn (scherp, stomp) en de locatie van pijn (schouder, knie, enkel e.d.). Projecteert op de pariëtale lob.
  • Foetus houding: In een gevorderd stadium van de ziekte van Alzheimer keert men weer terug naar het begin van het leven.
  • Tastprikkel: komt ook aan in de pariëtale lob.
  • Pijnprikkel: komt ook uiteindelijk aan in de pariëtale lob.
  • Contractuur: gewricht dat in een bepaalde stand is vastgegroeid. Vaak door verschrompeling van kapsels en banden rondom het gewricht.

Aflevering 14

  • Pijnprikkel: stijgt op, via ruggenmerg, hersenstam, pons, naar de thalamus en vanuit de thalamus naar de hersenschors.
  • Dunne vezels: bestaan uit C-vezels en A-delta vezels en vervoeren de pijnprikkelsvanuit bijvoorbeeld een arm/been naar hoger gelegen hersengebieden (zie boven).
  • Dikke vezels: bestaan uit A Beta vezels. Die zijn gemyeliniseerd (myeline is een vetachtige stof dat zich rondom een zenuwbaan bevindt; myeline zorgt voor een snelle geleiding van een elektrisch signaal.
  • Dikke en dunne vezels: dikke vezels remmen de dunne vezels die dus de pijnprikkels voort geleiden; hierdoor wordt de pijn onderdrukt.
  • Hersenstam: de pijnprikkels stijgen richting hersenstam; daar liggen hersengebieden die geprikkeld worden door de pijn. En door die prikkeling gaat er een signaal naar beneden, naar de plek in het ruggenmerg waar de pijnprikkel binnenkomt. Dáár wordt dan de binnenkomende pijnprikkel geremd.
  • Pariëtaal: de lokalisatie van de pijn (schouder, enkel, knie e.d.) en wat is de aard van de pijn (stomp, scherp, dof e.d.).
  • Frontaal: speelt een rol bij het lijden aan pijn.
  • Pijndemping op 3 niveaus: op ruggenmerg’s niveau: dikke vezels remmen dunne vezels (zie boven). Op hersenstamniveau: gebieden daar sturen een signaal terug dat pijnremmend werkt op de pijnprikkel die in het ruggenmerg binnenkomt. Op hersenschorsniveau, vanuit de precuneus en frontale lob, afdalend baansysteem die ook op niveau ruggenmerg pijnremmend werkt.
  • Precuneus: binnenzijde pariëtale lob.

Aflevering 15

  • Ruggenmerg: daar komt de pijn binnen, bijvoorbeeld vanuit een been, rug, of arm. De pijnprikkel stijgt vervolgens op in het ruggenmerg naar hoger gelegen gebieden.
  • Thalamus: gebied dat centraal gelegen is in de hersenen. Het gebied ontvangt ook de pijnprikkels vanuit het lichaam, verwerkt die prikkels en stuurt ze door naar de hersenschors.
  • Thalamus-hersenschors: vanuit de thalamus richting pariëtale lob en richting de frontale lob.
  • Rol frontale lob bij pijn: activatie van deze lob, doet een baan activeren die afdalend is naar het ruggenmerg en daar de binnenkomende pijn onderdrukt.
  • Cognitieve taak: een taak die een beroep doet op intellectuele functies zoals aandacht.
  • Iemand afleiden van de pijn: door middel van bijvoorbeeld aandacht, wordt de frontale lob geactiveerd die vervolgens remmend gaat werken op de binnenkomende pijn.
  • Music Imagination: het zich inbeelden van muziek geeft al verhoogde activiteit in de frontale en pariëtale lob.
  • Aerobic exercise: bewegen wat een duidelijke inspanning kost.
  • Middle frontal gyrus: middelste frontale winding.
  • Insula: ‘eiland’ dat gelegen is onder de slaapkwab (zijkant van de hersenen).
  • ACC: anterior cingulate cortex (ACC): speelt belangrijke rol bij aandacht voor pijn; men richt de aandacht op de pijn.
  • Afleiding: verbinding tussen ACC en insula wordt door aandacht minder sterk.
  • Meditatie:ook hierbij vertoont de frontale lob een verhoogde activiteit waardoor meer grip op de pijn kan ontstaan.

Aflevering 16

  • Subtypen dementia: verschillende typen dementia zoals de ziekte van Alzheimer, vasculaire dementia (op basis van vaatstoornissen), frontotemporale dementie
  • Pijndemping: pijn leidt tot pijnstilling via het activeren van hersengebieden.
  • Thalamus: structuur in het centrum van de hersenen, onder de schors (subcorticaal).
  • Pariëtaal: aard van de pijn (dof, stekend, stomp) en locatie van de pijn (knie, heup, rug).
  • Frontaal: wat betreft de pijnbeleving speelt deze lob een rol bij het lijden aan pijn.
  • Mediale pijnsysteem: lijden aan de pijn; o.a. frontale lob.
  • Laterale pijnsysteem: locatie en aard van de pijn, o.a. pariëtale lob.
  • Ziekte van Alzheimer: één van de meest voorkomende vormen van dementie.
  • Degeneratie:achteruitgang van een hersenstructuur.
  • Thalamus en witte stof: de thalamus ontvangt alle informatie vanuit het lichaam (behalve de reuk) via lange baansystemen (witte stof). Als er schade ontstaat aan die witte stof, zoals bij vasculaire dementie maar mogelijk ook bij de ziekte van Alzheimer, dan krijgt de thalamus verstoorde informatie vanuit het lichaam. Het resultaat: de thalamus vult zélf de ontbrekende informatie aan en initieert een eigen pijncircuit. Deze pijn wordt ook wel ‘centraal neuropathische pijn’ genoemd.
  • Witte stof: baansystemen, verbindingen tussen de hersengebieden.
  • Vasculaire dementie: door vaatstoornissen, schade aan witte stof. Kan ook voorkomen bij de ziekte van Alzheimer.
  • Allodynia: bij centraal neuropathische pijn kan zelfs een hele lichte aanraking een heftige pijnreactie bij de patiënt veroorzaken.
  • Genitale gebied: gebied waar de geslachtsorganen zich bevinden.

Aflevering 17:

  • Ruggenmerg: pijnprikkels vanuit bijvoorbeeld een been, komen het ruggenmerg binnen.
  • Hersenstam/pons: vanuit het ruggenmerg stijgen de pijnprikkels op naar de hersenstam/pons.
  • Substantia nigra: betekent: zwarte stof en is de bron van dopamine. Tevens onderdeel van een eigen pijn onderdrukkend systeem.
  • Striatum: onderdeel van een groep hersengebieden dat een belangrijke rol speelt bij de motoriek.
  • Ziekte van Parkinson:  door gebrek aan dopamine, ontstaat er een ‘verarming’ van de  motoriek.
  • A-Delta en C-vezels: vervoeren pijnprikkels vanuit lichaam naar het ruggenmerg.
  • Ischias: uitstralende pijn in been.
  • Thalamus: gebied dat centraal in de hersenen ligt, subcorticaal (onder de cortex =  onder de schors).
  • Pariëtaal: ontvangt pijnprikkels vanuit de thalamus; deze lob is belangrijk voor de lokalisatie (knie, heup, rug) en aard (scherp, stompt, dof) van de pijn.
  • Frontaal: speelt een rol bij het ‘lijden aan pijn’.
  • Thalamus dysfunctie: als de thalamus niet goed functioneert, start dit gebied ‘een eigen pijncircuit’ op; de pijn die de patiënt ervaart wordt ook wel ‘centraal neuropathische pijn’ genoemd. De pijn komt voort uit het centraal zenuwstelsel.
  • Neuropathische pijn: pijn door aandoening van een zenuw.
  • Striatum: dit gebied helpt ook mee met het eigen pijn onderdrukkende systeem.
  • Prefrontale cortex: meest vooraan gelegen deel van de schors; reageert onder andere positief op lopen, door toename van de stofwisseling.

Aflevering 18:

  • Prefrontaal: voorste deel van de hersenen , belangrijk voor plannen, werkgeheugen, structuur in het leven, impulscontrole e.a.
  • Hippocampus: gebied dat ligt aan de binnenkant van de slaapkwab; essentieel voor het geheugen.
  • Cognitie: intellectuele vermogens.
  • Medulla Oblongata: het verlengde merg.
  • Spinal cord: ruggenmerg.
  • Cortex: hersenschors.
  • Leeftijdseffect: functies kunnen achteruit gaan tijdens het ouder worden.
  • Hypothalamus: een hersengebied dat aan het begin staat van de stress-as.
  • Stress-as: een keten van hersengebieden en verbindingen die verantwoordelijk is voor de productie van cortisol, het stress-hormoon.
  • Cortisol: stress-hormoon dat gaat zitten op o.a. de receptoren van de hippocampus. Hierdoor wordt de hippocampus actief wat resulteert in het remmen van de hypothalamus, waardoor er ook een afremming ontstaat van de stress-as.
  • Chronische stress:  door chronische stress komt de cortisol aanmaak telkens weer terug; uiteindelijk kunnen de receptoren van de hippocampus die voortdurende toename niet meer aan en de hippocampus gaat disfunctioneren. Hieruit volgt dat de hippocampus minder gaat remmen op de hypothalamus en dus op de stress-as.
  • vmPFC: ventromediale prefrontale cortex.
  • Amygdala: amandelkern, een gebied dat zeer sensitief is voor angst.
  • vmPFC – amygdala: de vmPFC remt op de amygdala waardoor we controle houden over angst.
  • Apathie:  verlies van o.a. het nemen van initiatieven.
  • Hippocampus: niet alleen belangrijk bij geheugen maar ook belangrijk voor het navigeren door de ruimte.

Aflevering 19:

  • Paradontitis: ontsteking van het tandvlees
  • Mondmotoriek: uw mond vrijmaken van voedselresten door middel van o.a. je tong
  • Kunstgebit en kauwvermogen: kauwvermogen kan soms beter zijn zonder kunstgebit dan mét een kunstgebit
  • Kauwvermogen: beter kauwen kan leiden tot méér lichaamsgewicht en daardoor weer een betere lichamelijke conditie
  • Oral condition: gezondheidstoestand waarin de mond verkeert
  • Kiespijn: kiespijn maar ook pijn ergens vanuit de mondholte, kan de oorzaak zijn van onrustig gedrag
  • Nursing home residents: verpleeghuisbewoners
  • Pro-actief: niet afwachtend maar zélf initiatief nemend

Aflevering 20:

  • Malnutrition: ondervoeding
  • Oral health: mondgezondheid
  • Nursing home residents: verpleeghuisbewoners
  • Xerostomia: droge mond op basis van geen of weinig speekselvloed
  • Anorexia of Aging: gewichtsverlies/ondergewicht tijdens het ouder worden
  • Quadriceps: spiergroep aan de voorzijde van het bovenbeen; functie onder andere: strekken van de knie
  • Uitvoerende functies: ook wel: executieve functies genoemd zoals plannen, impuls controle, cognitieve flexibiliteit, werkgeheugen e.d. Hoe sterker de quadriceps, hoe intensiever men kan lopen waardoor méér doorbloeding van de hersenen
  • Mortaliteit: sterfte
  • Testosteron: mannelijk hormoon dat zorgt voor mannelijke kenmerken zoals baardgroei, spierkracht e.d.
  • Leptine: Leptine-gehalte in de cel neemt toe bij het ouder worden. Door toename van leptine wordt er een signaal gestuurd naar de hersenen dat aangeeft dat er voldoende gegeten is. Men heeft  dan geen trek meer. Hierdoor valt de persoon af. Als u gaat bewegen, daalt het leptine niveau waardoor er weer  een honger gevoel ontstaat. Men gaat dus weer méér eten door te bewegen, men komt daardoor weer wat aan. Belangrijk: altijd wel binnen de eigen fysiologische grenzen blijven!

Geef een reactie