Koning Willem-Alexander bij uitreiking Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst 2020

Oranjes met palet en penseel

“Het afgelopen jaar hebben we allemaal kunnen ervaren hoe het voelt als de cultuur in ons leven wegvalt. Kunst is zuurstof voor het hart en voedsel voor de geest”. Het zijn de woorden van koning Willem-Alexander, kort geleden uitgesproken bij de koning thuis, in het Paleis op de Dam in Amsterdam. De koning reikte er de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst 2020 uit aan 3 van de 406 kunstenaars die werk hadden ingezonden (uw columnist zond in 1990 werk in, maar viel buiten de boot). Ter aanmoediging ontvingen de 3 ieder een bedrag van 9.000 euro. De koning plaatste zich hiermee in de lijn van zijn voorganger Willem III, die in 1871 de koninklijke aanmoedigingsprijs instelde. Weliswaar stimuleerde Willem III daarmee de Franse opera in ons land, maar er was toch sprake van hoge culturele betrokkenheid.

Artistieke aspiraties

Maar hoe zit het met de artistieke aspiraties van onze koningen en koninginnen zelf? Op Het Loo bleef een enorme houtskooltekening bewaard die door koningin Anna Paulowna is getekend. Zij maakte de tekening in 1813, toen zij als jonge grootvorstin in het Winterpaleis in Sint-Petersburg woonde. In de naastgelegen Hermitage bevond zich de kunstcollectie van de Romanovs. Nog steeds zitten daar jonge studenten van de kunstacademie op hun krukjes voor hun ezel, omdat zij hun vaardigheden oefenen door de grote meesters te kopiëren.

Ik zie Anna Paulowna al voor me, een jonge vrouw, nog niet getrouwd met onze latere koning Willem II, werkend aan haar voorstelling van Johannes de Doper met het Lam Gods. Het echte meesterwerk was in olieverf geschilderd door de Spaanse meester Murillo. Anna Paulowna werkte haar kopie uit in een techniek die door haar leermeester aan de Academie werd onderwezen. Eerst werden de contouren op transparant papier overgetrokken en op het papier overgebracht. Vervolgens werd de voorstelling opgebouwd met arcerende lijnen. Zo kan het dus ook.

Kunstenares koningin Wilhelmina

Maar de bekendste gekroonde kunstenares van ons land was koningin Wilhelmina. Zij tekende en schilderde al op jonge leeftijd. Ook kreeg zij les, maar dat was normaal in gegoede kringen. Een meisje van stand moest kunnen zingen, pianospelen, aquarelleren en in het Frans converseren. In het Koninklijk Huisarchief heb ik Wilhelmina’s eerste schetsboeken mogen inzien. Aandoenlijk waren vooral de schetsjes die zij in haar directe omgeving maakte.

Een stukje gevel van Paleis Soestdijk, waar zij als meisje de zomer doorbracht met haar moeder koningin Emma. Een paard, een lakei die onder haar raam op wacht stond. Maar omdat haar hobby niet vrijblijvend was, ontwikkelde de koningin zich snel. Naast mooie schetsen in houtskool ging zij kleine en grote werken in olieverf schilderen. Zij trok het Hollandse duingebied in, omdat zij van de ruige natuur hield. Ook maakte zij typische Hollandse stukken: de bollenvelden bij Aalsmeer, een molen aan een vaart.

Hobby en vorm van meditatie

Schilderen voor Wilhelmina een hobby, een persoonlijke manier om vrije tijd door te brengen. Staatshoofd-zijn was tenslotte haar echte ‘baan’. Maar voor de diepgelovige vorstin speelde nóg iets mee: het schilderen van Gods Schepping zag het als een vorm van meditatie. En ook al ging het om een privé aangelegenheid, ze voelde zich toch ook gevleid dat haar werk erkenning kreeg van professionele kunstenaars.

In de donkere crisisjaren vóór de oorlog werd werk van haar tentoongesteld. De opbrengst van de entreekaartjes kwam ten goede aan noodlijdende kunstenaars. Reproducties van haar werk sierden door de AVRO uitgebrachte kalenders, dus de ‘gewone’ Nederlander was bekend met haar hobby.

Eigen schilderwagen

Wilhelmina schilderde niet alleen in de Nederlandse natuur. Haar schilderbenodigdheden gingen ook mee op reis. Tijdens vakanties in Schotland, de Zwitserse Alpen en vooral langs de Noorse fjorden zette zij haar palet op om een ruwe schets te schilderen, die zij later uitwerkte in haar atelier.

‘Thuis’ op Het Loo had zij een eigen schilderwagen tot de beschikking. Een soort van Pipowagen, die ergens werd neergezet waar zij dat wilde. Vooraf had zij al een plekje bedacht in het Kroondomein. Het stalpersoneel zorgde er voor dat dit rijdende atelier daarnaar toe werd vervoerd, aanvankelijk voortgetrokken met paard, maar later aangehaakt achter de groene Mercedes van de koningin. In de wagen stond een klein gietijzeren kacheltje en er stond een tafeltje om de verfspullen op te leggen. Onder een luifel zat zij dat in een rieten stoel. Altijd was er een hofdame die haar gezelschap hield, haar thee serveerde of haar stukjes uit een krant of tijdschrift voorlas. Mogelijk was zij eenzaam, maar zeker niet alleen…

Geef een reactie

Reactie

    oosterwijck says:

    Nu begrijp ik waarom de Oranjes hun belastingaanslag betalen met kunst, die aan de Staart der Nederlanden (dus het volk) toebehoren. Kort gezegd: rekeningen betalen, met een koekje van eigen deeg.