Roofvogeltrek in de kijker

Het blad zit nog aan de bomen, dus gaan we niet het bos in maar kijken we vooral naar boven. Want boven ons hoofd speelt zich in de nazomer en herfst een gigantische volksverhuizing af. Hoe kunt u nou zien welke roofvogel er over uw tuin naar het zuiden trekt? Waar moet u op letten en waarom hoeft u niet met zonsopgang buiten te gaan staan, maar kunt u lekker uitslapen?

In de nazomer heb je soms van die heldere wat koudere dagen met strak blauwe luchten en geuren die vluchtig aan de naderende herfst doen denken. Op die momenten begint ook mijn “vogeltrekbloed” te gonzen en wil ik mee op reis. Uren verwachtingsvol in de verte staan turen op de befaamde vogeltrekpunten bij Falsterbo, Gibraltar of Istanboel. Maar ook ik eigen land valt, als je maar vaak genoeg naar boven kijkt, genoeg te beleven.

Ik raad u dus aan de komende maanden regelmatig de lucht af te turen op zoek naar roofvogels. Vaak zijn het stipjes die hoog boven uw tuin doortrekken en die maar nauwelijks met het blote oog zijn waar te nemen. Even gauw naar binnen rennen, de verrekijker pakken en… weg zijn ze al weer als u buiten komt. Roofvogels verplaatsen zich op een uiterst comfortabele manier. Ze vliegen niet maar laten zich naar het zuiden dragen. Op regenachtige dagen wordt de reis onderbroken, maar als de zon schijnt en de aarde wordt opgewarmd ontstaat er warme opstijgende lucht en als je brede vleugels hebt hoef je niet te vliegen, maar kun je zweven. Daarom hoeft u voor het waarnemen van roofvogeltrek niet vroeg uit de veren. Slaap uit, ontbijt en drink ook rustig nog even koffie voor u het veld in gaat. Elf uur is vroeg genoeg.

Drie dezelfde maan elk toch anders

We gaan nader kennis maken met de buizerd en de wespendief. Twee soorten die oppervlakkig gezien, zeker als ze hoog over komen, nogal op elkaar lijken, maar als u weet waar u op moet letten, toch wel te onderscheiden zijn. Ze zijn alle twee wat groter dan een zwarte kraai, hebben ongeveer hetzelfde silhouet en schroeven en zweven op de thermiek in het najaar zuidwaarts. Toch zijn het twee totaal verschillende vogels met elk ook een geheel andere levenswijze. We beginnen met de algemeenste, de buizerd en daarna de geheimzinnige wespendief.

Het is bijna altijd een buizerd!

Een grote roofvogel die al schroevend en zwevend overkomt is bijna altijd een buizerd. Het is de algemeenste en ook meest opvallende roofvogel die bovendien het gehele jaar door te zien is. Dat is wel eens anders geweest. Door overvloedig gebruik van landbouwbestrijdingsmiddelen waren er in de zestiger jaren maar heel weinig buizerden meer over. Het gif kwam via de houtduiven en andere zaadeters in de roofvogels terecht. Gelukkig heeft de stand zich, na een verbod op al dat gif, weer goed hersteld.

De meeste buizerden worden ongetwijfeld gezien vanuit de trein en de auto. Dat zijn de paalzitters, buizerden die wachten tot een mol of muis in de directe omgeving boven het maaiveld komt. Of ze wachten op een passerende vogel die even niet oplet bij het oversteken en als verkeersslachtoffer in de berm eindigt. Het belangrijkste veldkenmerk is het forse, wat plompe formaat en de verticale zithouding. Haviken, kiekendieven of wespendieven heb ik nooit zo langs de snelweg zien posten. Alle roofvogels van fors formaat die u zo op de paaltjes zien zitten zijn dus voor 99% buizerden. Er zijn bruine tot bijna geheel witte exemplaren. Die witte lijken ook wat groter maar laat u niet foppen, het zijn ook buizerden.

In midden en oostelijk Nederland broeden zo’n 10.000 paar en daar komen er in het najaar nog eens enkele tienduizenden bij die hier overwinteren. De komende maanden trekken er ook nog duizenden over ons land, vooral via het midden en oosten, dus kansen genoeg.

Staart korter van veugelbreedte

Bij zwevende vogels is het altijd lastig vast te stellen met wie je te maken hebt. De kans dat die zwevende roofvogel een buizerd is, is weliswaar het grootst maar in de lucht zijn de kansen op andere roofvogels groter dan op de grond. Alles aan buizerden is breed. De vleugels, de staart, de korte brede nek, allemaal goede veldkenmerken. Maar als er geen andere roofvogels ter vergelijking in de buurt zijn heeft u nog meer nodig om te weten wie daarboven uw hoofd zweeft. Let dan op de breedte van de vleugels (dus niet de lengte) en vergelijk dat met de lengte van de staart. Bij buizerden is de staart altijd korter dan de vleugelbreedte.

Omdat er hele lichte en hele donkere buizerden zijn is de bruine kleur niet altijd een goed kenmerk. Het is overigens wel zo dat de bruine buizerden verreweg in de meerderheid zijn. Bij alle buizerden, ook bij de wat lichter gekleurde vogels zijn meer of minder duidelijk polsvlekken te zien.

Nog een goed kenmerk voor de najaars- en voorjaarstrek is de hoeveelheid vogels. Een groep van tien, twintig of meer bestaat grotendeels of geheel uit buizerden.

Wespendief is een stiekemerd

Wespendieven zie je eigenlijk alleen maar tijdens de vlucht. De hele zomer leven ze verstopt in de bossen. Het zijn super stiekemerds die je bijna nooit ziet. Ze zitten uren geduldig op een tak te posten om te zien waar de wespen heen vliegen. Daarna gaan ze weer een paar bomen verderop zitten net zo lang tot ze het wespennest hebben ontdekt waarvan ze de wespenlarven en raten verorberen. Het nest moet eerst worden uitgegraven. Wespendieven hebben korte stevige graafpoten waarmee ze dat heel goed kunnen. Of ze scharrelen als een kip over de grond om insecten of kleine bodemdieren te vangen. Behalve een hoog en klaaglijk geluid in de broedtijd zijn ze verder zwijgzaam. Wij moeten het dus van de overvliegende doortrekkende wespendieven hebben. De trekpiek valt meestal eind augustus, begin september. Medio oktober zijn bijna alle wespendieven doorgetrokken en op weg naar tropisch Afrika om daar te overwinteren. Vaak trekken ze alleen, maar ook wel in groepjes. Het gaat niet om duizenden, maar honderden die druppelsgewijs langskomen.

Getijgerde vliegende plank

Een overtrekkende wespendief is weliswaar ietsje groter dan een buizerd, maar als die laatste toevallig even niet in de buurt is heeft u weinig aan dat kenmerk. Gelukkig zijn andere zaken waar u op kunt letten. De staart is opvallend langer dan bij de buizerden, ongeveer net zo lang als de vleugelbreedte, en voorzien van drie dwarsbanderingen. Als de staart is gesloten zijn de hoeken bovendien afgerond.

De onderkant van de wespendief is in meer of mindere mate sterk dwars gebandeerd en vogelaars noemen dat getijgerd. Zelf kijk ik bij twijfel altijd direct naar het formaat van de kop. Een wespendief heeft een slanke hals met een kleine kop die meer doet denken aan de kop van een duif dan aan de kop van een roofvogel. Op enige afstand zijn ze ook nog te herkennen aan de vorm. Bij het vooraanzicht van een buizerd is er nog een zekere welving waar te nemen in het silhouet waarbij de vleugels eerst omhoog gaan en dan omlaag. Bij een wespendief is dat niet zo. Het lijkt wel een vliegende plank met de platte, gestrekte vleugels.

Hierbij nog een paar tips als u op pad wilt om de roofvogeltrek te gaan waarnemen. Wacht een mooie zonnige dag af, zoek een heideveld of bosrand op in oostelijk Nederland en wacht af. De Veluwe, Montferland, de Grebbeberg, er is een aantal plaatsen met hoogteverschil waar soms gestuwde trek optreedt. U kunt ook via natuur.pagina.nl op zoek gaan naar de vogelwerkgroepen en zo gebruikmaken van de lokale kennis die er is. De internationale vogeltrekpunten zijn ook bekend bij het informatiecentrum van Vogelbescherming Nederland.

Geef een reactie