Nu al een nestkast ophangen

Vorige maand heb ik u een hele serie voedertips gegeven en het is nog volop winter in januari en een goede voederplek is dus van groot belang. Als u een vogelrestaurant wilt gaan inrichten bekijk uw tuin dan eerst even vanuit uw favoriete stoel of vaste eetplek aan tafel. Zo kunt u de plaats bepalen die het beste uitzicht biedt en dus voor de meeste waarnemingen zorgt. Bekijk buiten uw tuin nog weer eens even door vogelogen. Als je aan het eten bent en de sperwer komt weer eens langs (gebeurt soms bijna dagelijks, in veel gevallen wekelijks) dan is een snelle vluchtweg naar dicht struikgewas van levensbelang. Dus zet uw voedertafel dichtbij de struiken. Als u ook op de grond voert ligt er al snel een kat op de loer. Ik heb mijn voederplek afgeschermd door langs de rand in het struikgewas een groen gazen hekwerk te vlechten van ongeveer een halve meter hoog. De kat kan dan niet meer van onder het struikgewas de vogels bespringen maar moet er overheen of via het gazon de vogels benaderen. Hij moet zich dus eerst laten zien waardoor een verrassingsaanval onmogelijk wordt.

Voor u is het voorjaar nog ver weg, maar voor veel vogels begint het nu al. De dagen lengen, uw tuinvogels beginnen te zingen en baltsen er al snel op los. Dat betekent dat als u nu al een nestkast ophangt, de kans dat er in die kast straks in het voorjaar genesteld wordt veel groter is. De vogels gaan er nu al in slapen en zijn er dan straks al aan gewend. Met besdragende struiken en water kun je je tuin aantrekkelijker maken voor vogels, maar als je wilt dat er ook in het voorjaar, in het broedseizoen, vogels in je tuin wonen, dan hebben sommige soorten extra hulp nodig. Merels, vinken en vele andere vogels bouwen zelf een nest in de boom maar er zijn ruim twintig vogelsoorten die in holen broeden. In het bos zijn die holen vaak oude spechtengaten of ingerotte oude holle bomen. In de meeste achtertuinen worden bomen niet zo oud en groot omdat ze dan teveel zon wegnemen. We kunnen de holle bomen nabootsen met nestkasten. De nestkast is al vrij oud en een van de eerste nestkasten is de spreeuwenpot. Die werd met een heel speciale bedoeling opgehangen. Als de jonge spreeuwen bijna uitvlogen werden ze eruit gehaald en….. gingen ze de pan in!

De mezenkast is begin vorige eeuw “uitgevonden”. Een paar Duitse houtvesters hadden zo’n last van allerlei insecten en keverplagen in hun bos dat ze uitgeholde boomstammen met een deksel en invlieggat ophingen om zo de vogels, die de plagen moesten bestrijden, naar hun bos probeerden te lokken. De eerste biologische dynamische bestrijdingsmethode! Een nestkast is dus niets anders dan een oude boomholte en die hoeft gelukkig niet rond te zijn. De vogels bouwen zelf een nest in de kast, dat rond is en daar leggen ze de eieren in. Belangrijk is dat de ruimte groot genoeg is om een nest in te kunnen bouwen en om straks vijf of soms wel meer dan tien jongen in te laten opgroeien. Het is ook belangrijk goed materiaal te gebruiken. Hout is goed materiaal want dat ademt. Als de jongen op een hete zomerdag veel vocht verdampen dan moet dat niet in de vorm van condens op de bodem terechtkomen want dan worden ze nat, koud en gaan ze dood. Plastic is dus ongeschikt als bouwmateriaal.

Je weet nooit precies welke vogels in je nestkast komen, want in de meeste kasten kunnen verschillende vogels gaan wonen. De grootte van de entree, het invlieggat, is daarbij het belangrijkste. Koolmezen, de algemeenste holenbroeders van onze achtertuin, hebben een invlieggat nodig van 32 mm. Maar ringmussen en bonte vliegenvangers zijn daar ook gelukkig mee. Belangrijk is of het invlieggat hoog genoeg zit. De vogels moeten niet zomaar vanaf het nest naar buiten kunnen kijken. Een diepte van enkele decimeters zorgt er voor dat de jongen buiten bereik blijven van gretige kattenpootjes.

Geef een reactie