Bijzondere relatie tussen olifanten en het koninklijk huis

Paul Rem: ‘Arme olifanten…’

Paleis Het Loo, waar ik als conservator werk, is niet alleen het mooie paleis-museum met zijn barokke tuinen. Vroeger was het een uitgestrekte buitenplaats, waar de Oranjes graag verbleven. Tot dat koninklijke landgoed op de Veluwe hoorde ook een ‘menagerie’, een dierentuin voor dieren die in de tijd van de Oranje-stadhouders nog niet in Nederland werden gezien.

Teken van macht

Het houden van exotische dieren was een teken van macht. Alleen een vorst met uitstekende internationale contacten en met voldoende geld, een vorst die naar vrede streefde en niet al zijn geld aan oorlogsvoering hoefde te besteden, kon zich de luxe permitteren een eigen dierentuin er op na te houden. Binnen pronkte men met schilderijen en porselein, en buiten bijzondere gewassen en exotische dieren. En zo ging dat ook in de 17de en 18de eeuw. Prins Willem V had misschien wel de grootste verzameling met de meest uiteenlopende dieren: een vrouwtjes orang-oetang, Guineese loopvogels, pauwen, kroonduiven, donshennen, pelikanen, Afrikaanse mormeldieren, Amerikaanse bosduivels, een Bengaalse luiaard, kraanvogels, stekelvarkens, en koningsgieren.

Veel van die dieren waren niet eerder in ons land, of zelfs in Europa, in levenden lijve gezien! Maar door hun omvang vormden de olifanten van Willem V toch een heel eigen categorie. De meeste dieren huisden in een ‘Het Kleine Loo’, een klein landgoed bij Voorburg in de omgeving van het Haagse paleis Huis ten Bosch. Maar voor de twee olifanten van de prins werd op Paleis Het Loo, op de Veluwe, een eigen stal gebouwd, die overigens nog steeds bestaat.

Indische olifanten Hans en Parkie

De 2 Indische olifanten, door de prins Hans en Parkie genoemd, werden met een schip van de VOC van het toenmalige Ceylon naar de Republiek vervoerd. De VOC had zelfs het monopolie op de olifantenhandel vanuit Ceylon, het huidige Sri Lanka. Het hof moet zijn ogen hebben uitgekeken. Over de verzorging van olifanten wist men toen nog weinig, of het valt te betwijfelen of ze het naar hun zin hadden.

Het jaar 1795 veranderde alles! In dat jaar hield het bewind van de stadhouders uit het Huis van Oranje op. De familie vluchtte naar het buitenland en de nieuwe regering (door het revolutionaire Frankrijk in het zadel geholpen), nam bezit van alle eigendommen van de Oranjes. Inclusief de bijzondere dieren. Hans en Parkie werden naar Parijs werden vervoerd als oorlogsbuit. Drie jaar later kwamen zij in Parijs aan, na een verschrikkelijke tocht in houten hokken op onderstellen van kanonnen. Een eerder poging was mislukt. De stoet keerde toen maar weer terug naar Paleis Het Loo, terwijl men de kwijnende olifanten met wijn met bruine suiker op de been trachtte te houden.

In Parijs beleefde Hans en Parkie een triomftocht! De stadhouderlijke olifanten werden dé hit in Parijs, al moest Parkie waarschijnlijk wel even wennen aan haar nieuwe naam Marguerite. Vier jaar na aankomst in de Franse hoofdstad stierf Hans. Marguerite kreeg toen een kameel als beste vriend. Maar het verdriet om het gemis van Hans bleef en de Parijse oppassers zorgde voor andere olifanten. Parkie/Marguerite leefde uiteindelijk veertien jaar langer dan haar Hans.

Olifanten terug dankzij prins Bernhard

Het verhaal van de olifanten en de Oranjes is hiermee niet afgelopen. Het was pas weer met prins Bernhard dat de olifant een rol kreeg aan het hof. Aanvankelijk als jager en later als beschermer van Afrikaans wild, was de prins door zijn reizen door Afrika gefascineerd geraakt door dit enorme dier. Er ontstond een hobby die op Paleis Soestdijk al snel volledig uit de hand liep: het verzamelen van olifantenbeeldjes.

In zijn privé werkkamer en in de omringende vertrekken groeide het aantal beeldjes al snel. Olifantenminiatuurtjes in alle soorten en maten, in de meest uiteenlopende materialen, van massaproducten tot unieke stukken die met edelstenen waren ingelegd, krioelden door elkaar heen. Zij waren de schrik van schoonmaaksters, die foto’s en plattegronden gebruikten om alles weer neer te zetten zoals de prins dat wilde. Veel van die olifantjes hadden een slurf die omhoog stond: een teken van voorspoed en geluk!

Paul Rem is architectuur- en kunsthistoricus en conservator op Paleis Het Loo. Hij is bestuurslid van diverse musea, internationaal erkend expert ‘Oude meubelen’ en lid van het ‘TEFAF vetting committee’. Regelmatig schuift hij aan als tafelgast in Tijd voor MAX.  Maak ook eens een stadswandeling met Paul Rem. Lees hier al zijn columns.

(Foto: ANP)

Geef een reactie