Stratenmakers doorwerken

Doorwerken na 65 niet voor iedereen mogelijk

De wettelijke verhoging van de pensioenleeftijd naar 67 jaar en daarna in stapjes omhoog, is in gang gezet. Maar volgens de Nederlandse Verenging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB) is het niet voor iedereen mogelijk om na hun 65e door te werken. Vooral voor laagopgeleiden is het fysiek te zwaar. Dat meldt de vereniging aan het AD. 

We zijn er nog niet klaar voor

Voor veel werknemers is de pensioenleeftijd nu al ten minste 67 jaar. Volgens het NVAB zijn we hier nog niet klaar voor. Bedrijfsarts en NVAB-bestruuder Ernst Jurgens waarschuwt dat lageropgeleiden tijdens hun loopbaan erg zwaar worden belast. “Het houdt een keer op. Kraakbeen bijvoorbeeld is op een gegeven moment gewoon versleten.” De maatregelen die getroffen worden om langer door te werken, zijn tot nog toe vooral gericht op hoger opgeleiden. Volgens Jurgens doen werkgevers onvoldoende om hun werknemers voor te bereiden op het langer doorwerken.

Betaalbaar houden

Een verhoging van de pensioenleeftijd is volgens staatssecretaris Klijnsma nodig om de AOW betaalbaar te houden. Volgens haar zijn werkgevers zelf verantwoordelijk voor hun werknemers en dienen zijn zelf maatregelen te treffen. Werknemers zouden ook het pensioen naar voren kunnen halen. Dit is alleen niet voor iedereen weggelegd, laat Klijnsma weten aan het AD. “Werkgevers moeten investeren in opleidings- en omscholingstrajecten zodat ouderen een functie kunnen uitoefenen die passend is en die zijn aankunnen”, aldus Klijnsma. Werknemers die na 1954 geboren zijn, kunnen met 67 jaar en 3 maanden met pensioen. Vanaf 2022 schuift de AOW-leeftijd mee met de levensverwachting.

(Bron: NOS/AD)

Geef een reactie

Reactie

    Hanneman says:

    Na vele jaren van fysiek zware arbeid – kazen draaien, stenen sjouwen, schoonmaakwerk, lange reeks van allerlei uitzendbanen in de (zware) industrie, steigerbouw en dan nú de thuiszorg – lijkt de ellende voor de laatste jaren in een werkend leven ook voor mij weggelegd. Naast financieel te zijn uitgebuit door uitzendbureaus en koppelbazen en dus altijd onderbetaald te zijn geweest en altijd in wettelijk geregelde tijdelijke dienstverbanden en nóóit vast in dienst te zijn geweest is het mij niet gelukt om reserves aan te leggen. En dan nu de dreigende zweep van de werkgevers en de – op dat terrein allerminst terugtredende overheid – die uit mij zullen persen wat er uit te persen is. En dan ben ik nog maar één verhaal. Zo zijn er vele duizenden laaggeschoolden, zeer hard werkenden die het net zo is vergaan. Diegenen, waaronder dus ook zeker Klijnsma, die zichzelf vele malen betere mensen vinden en hun eigen zaken prima geregeld weten slapen er geen nacht minder om. Maar je zult maar zo’n leeggetrokken werker of werkster zijn voor wie de lonen stelselmatig laag zijn gehouden en de kosten van gezins en levensonderhoud enkel stijgen. Gelukkig ben ik alléén door dit leven gegaan en is het niet gebeurt dat ik een armoedegezin in de steek heb hoeven laten. Thans, op mijn achtenvijftigste, bijna twintig jaar woonachtig op een kamertje van drie bij vier, wacht mij een toekomst waarbij mijn lijf óp zal zijn. Een perspectief is er niet. Een sociale huurwoning is voor mij een utopie. “Mevrouw” Klijnsma noemt het de verantwoordelijkheid van de werkgevers om mensen als ik om te scholen en werk toe te bedélen wat ik strakjes nog “aankan”. Het lijkt me helder dat dat niet gaat gebeuren. Werkgevers krijgen van dit soort kabinetten en politici ruim baan om enkel dat te doen wat ze willen en hoeven zich in de realiteit van alledag geen fluit aan te trekken van wat Klijnsma hierover zegt. Het gaat er van komen dat ik doorploeter en mijzelf tevreden zal moeten stellen met mijn leefkwaliteit. Kan ook zo maar (dood) ziek worden en dan is het klaar.