Peder Severin Krøyer, Het Zuidstrand bij Skagen, 1884, Singer Museum

Paul Rem: ‘Er waait een frisse wind in het Singer Museum’

Het balletdanseresje van Degas, de waterlelies van Monet… wie kent ze niet, deze kunstwerken van het Impressionisme? Je hoeft niets van kunst te weten of naar een museum te gaan om ze mooi te vinden. De hoeveelheid placemats, mokken, paraplus en ijskastmagneten versierd met timide danseresjes, fleurige boeketten, weilanden vol klaprozen en mondaine dames met parasols zegt wel iets over de populariteit van deze van oorsprong Franse schilderschool uit de 19de eeuw. Ik neem u mee langs het typisch noordelijk impressionisme. Werken van deze impressionisten zijn te zien in het Singer Museum. 

Regels voor de ‘goede’ kunst

Laagdrempelige ‘feel good’ kunst, of toch niet? Want hoe romantisch de kunststroming ook lijkt, zo romantisch begon het allemaal niet. Vroeger schilderde je volgens de officiële regels voor ‘goede’ kunst. Een aanstormende kunstenaar (zelden was het een kunstenares) kreeg les op de academie: een bolwerk van bestudering van de klassieke oudheid en het vlijtig kopiëren van internationale erkende oude kunstwerken. Want zó leerde je het.

Voor kleurgebruik en verhoudingen bestonden afspraken. Een onderwerp mocht indringend zijn, maar dan toch tenminste oogstrelend en met respect voor schildertradities. Een cultureel hoogtepunt in Parijs (hét kunstmekka aller tijden) was de ‘Salon’, de jaarlijkse tentoonstelling waar nieuw talent liet zien wat het waard was. Als de jury van de Salon je kunstwerk accepteerde dan hoorde je erbij en kon je mooie opdrachten in de wacht slepen.

Kunst die niet voldeed aan de norm

Tot het moment dat je ontdekte dat jouw werk niet door de keuring kwam. Dat overkwam een paar jonge Franse kunstenaars die hun nieuwe werk inzonden voor de Salon, maar werden geweigerd omdat hun kunst niet voldeed aan de norm. Sterker: ze werden bespot om hun kliederwerk! ‘Impressionisten!’ smaalde de pers. Wat begon als een scheldnaam werd een geuzennaam voor de schilders die inderdaad een impressie wilden geven van wat ze om zich heen zagen.

Even geen klassieke goden, heiligen en staatsieportretten, maar de weergave van het dagelijkse leven, in een schetsachtige techniek en met veel gevoel voor de effecten van licht en kleur. Nieuw was ook het werken in de natuur. Volgens de regels van de Salon werkte je in je atelier. Maar de impressionisten trokken met hun schilderkist naar buiten, de natuur in of op de boulevard van de drukke stad en probeerden vast te leggen wat niet kon: dat éne moment, met zon, sneeuw of regen.

Het noordelijke impressionisme

Kunstenaars buiten Frankrijk raakten nieuwsgierig. Sommigen trokken naar Parijs, anderen namen de stijl en techniek over en werden ‘impressionist’. Ook in Nederland en in de Scandinavische landen. Een verrassing: voor een mooie indruk van hun werk hoeft u niet naar Kopenhagen of Oslo. Laren in het Gooi is dichterbij dan u denkt. In het Singer Museum wandelt u langs het typisch noordelijk impressionisme. Want bij ons in het noordelijk deel van Europa is de lichtwerking net even anders dan aan de Côte d’Azur.

Dorpjes aan de kust waren nog bijna altijd vissersdorpjes. Het eerlijke van het dagelijks bestaan aan zee, de vissers en de badgasten, trok enorm. Maar het strand was voor onze noordelijke impressionisten ook de uitgelezen locatie om te experimenteren met licht en kleur. Of het nu in Noordwijk, Zandvoort of Scheveningen was, of op Skagen, het noordelijkste puntje van het Deense Jutland, de snelle wisselingen van het licht, de weerspiegeling van de zon op het water en de weergave van de wolken die langs het strand glijden moesten in olieverf worden gevangen.

Een frisse wind in het Singer Museum

Er waait een frisse wind in het museum in Laren. Kijk maar naar dat kleine, charmante olieverfschilderij van de Deense impressionist Peder Severin Krøyer uit 1884: Het Zuidstrand bij Skagen. Als een echte impressionist van zijn tijd had Krøyer een keurige opleiding genoten aan de Koninklijke Deense Kunstacademie. Hij was zelfs in Parijs in de leer geweest. Maar daar ontdekte hij het ontluikende Franse impressionisme. En kijk maar hoe dat werkte voor Krøyer: de 2 vrouwen die aan de vloedlijn van de stille blauwe zee lopen poseren niet. In de losse verfstreken in geel en wit, zien we dat het twee vrouwen zijn.

Het is een momentopname, een snapshot in olieverf, van dat éne moment dat Krøyer wist te vangen. Gaat het om wie de vrouwen zijn? Ik denk het niet. Als een wetenschapper die zich niet in zijn laboratorium (zijn atelier) bevindt, maar in de vrije natuur bestudeerde de schilder de effecten van de atmosfeer en de kleur. Eén en al techniek, maar ook één en al gevoel. Op naar Laren!

Paul Rem is architectuur- en kunsthistoricus en conservator op Paleis Het Loo. Hij is bestuurslid van diverse musea, internationaal erkend expert ‘Oude meubelen’ en lid van het ‘TEFAF vetting committee’. Regelmatig schuift hij aan als tafelgast in Tijd voor MAX.  Maak ook eens een stadswandeling met Paul Rem. Lees hier al zijn columns.

(Foto: Peder Severin Krøyer, Het Zuidstrand bij Skagen, 1884. Bruikleen Landesmuseum Hannover)

Geef een reactie